Wat mogen we verwachten van het klimaatactieplan van een financiële instelling?

Om de wereldwijde klimaatverandering te beperken, moeten financiële instellingen ervoor zorgen dat er voldoende financiering beschikbaar is voor diverse bedrijven. Deze bedrijven kunnen daarmee nieuwe producten ontwikkelen en hun productieprocessen verduurzamen. Helaas voelen de meeste financiële instellingen nog altijd de urgentie niet. Wat kunnen en mogen we van deze instellingen verwachten? Deze Expert View is gebaseerd op een recente analyse door Profundo van de klimaatactieplannen van tien grote Nederlandse financiële instellingen.

Het vorige week gepubliceerde IPCC-rapport was heel duidelijk: “Klimaatverandering vormt een bedreiging voor het welzijn van de mens en planeet. De kans om een leefbare en duurzame toekomst voor iedereen veilig te stellen wordt steeds kleiner.” Als we de wereldwijde temperatuurstijging willen beperken tot 1,5 °C zijn “onmiddellijke reducties van de uitstoot van broeikasgassen in alle sectoren” nodig. De financiële sector heeft hierin een grote rol te spelen: “Financiering, technologie en internationale samenwerking zijn cruciale factoren voor versnelde klimaatactie. (…) Er is wereldwijd voldoende kapitaal om de lacunes in investeringen wereldwijd te dichten, maar er zijn barrières om kapitaal om te zetten in klimaatactie.”

Hoe gaan banken, verzekeringsmaatschappijen, pensioenfondsen en andere investeerders over de hele wereld deze uitdaging aan om “kapitaal om te zetten in klimaatactie”? De toezegging om uiterlijk in 2022 klimaatactieplannen te publiceren, in 2019 reeds door de meeste Nederlandse financiële instellingen ondertekend, kan enkele antwoorden bieden die ook nuttig zijn voor financiële instellingen in het buitenland. Voor de Eerlijke Geldwijzer beoordeelde Profundo de kwaliteit van de klimaatactieplannen van tien grote Nederlandse financiële instellingen: drie banken (ABN Amro, ING, en Rabobank), drie verzekeraars (Achmea, ASR, en NN Group) en vier pensioenfondsen (ABP, BpfBouw, PFZW en PMT).

De klimaatactieplannen zijn getoetst aan de hand van recente aanbevelingen in toonaangevende (internationale) publicaties en richtlijnen, zoals de High-Level Expert Group on the Net-zero Emissions Commitments of Non-State Entities van de Verenigde Naties, de Race to Zero Campaign, de Net Zero Banking Alliance en Net Zero Asset Owners Alliance. Op basis van deze publicaties en de beoordeling van de Nederlandse klimaatactieplannen kunnen we enkele belangrijke verwachtingen formuleren voor het klimaatactieplan van elke financiële instelling:

  • Maak toezeggingen expliciet: Een klimaatactieplan kan alleen geloofwaardig zijn als het begint met een expliciete toezegging van de financiële instelling om al haar financierings- en investeringsportefeuilles af te stemmen op het Akkoord van Parijs en een 1,5 ºC-scenario. Dit lijkt voor de hand te liggen, maar een bank als ING doet zo’n toezegging alleen voor diens kredietportefeuille. De bank vergeet deze voor de beleggingsportefeuilles van diens vermogensbeheer- en private banking-divisies, hoe groot deze ook zijn.
  • Wees transparant: Voldoende openheid en transparantie zijn een eerste vereiste om het klimaatactieplan effectief, alomvattend en begrijpelijk te maken. Het klimaatactieplan moet elke belanghebbende helpen inzicht te krijgen in de bijdrage van de financiële instelling aan de uitstoot van de bedrijven die deel uitmaken van haar financierings- en investeringsportefeuilles, en in de CO2-voetafdruk van de financiële instelling. Voortbouwend op de huidige stand van zaken moet het klimaatactieplan duidelijk maken wat de reductiedoelstellingen zijn en welke instrumenten zullen worden ingezet om deze doelstellingen te halen. Hoewel Achmea en PMT hun CO2-voetafdruk hebben gemeten, vermelden ze die niet in hun klimaatactieplannen, waardoor hun doelstellingen moeilijk te begrijpen en te beoordelen zijn.
  • Meet de CO2-voetafdruk: De CO2-voetafdruk moet worden gemeten en gepubliceerd in absolute termen: in hoeveelheden broeikasgassen. En om prioriteiten te bepalen, moet deze voetafdruk worden uitgesplitst naar beleggingscategorie (voor beleggers) of type krediet (voor banken), inclusief hun steun bij de uitgifte van waardepapieren. Hoewel met name ING zeer actief is met het helpen van fossiele energiebedrijven en andere CO2-intensieve bedrijven om financiering aan te trekken door aandelen en obligaties uit te geven, rapporteert de bank geen CO2-voetafdruk voor deze activiteit.
  • Rapporteer ook scope 3-emissies: De scope 3-emissies van portfoliobedrijven, uitgestoten door hun leveranciers en de consumenten van hun producten, worden nauwelijks gemeten of openbaar gemaakt door financiële instellingen. Voor veel bedrijven, zoals energie- en autobedrijven, vindt verreweg het grootste deel van hun uitstoot plaats in de verbruiksfase. Het Partnership for Carbon Accounting Financials (PCAF) beveelt aan om vanaf 2021 te beginnen met het rapporteren van de scope 3-emissies van portfoliobedrijven in de fossiele brandstof- en mijnbouwsector, maar dit wordt slechts in beperkte mate gedaan door drie pensioenfondsen en niet door de Nederlandse banken en verzekeraars.
  • Stel doelen voor de gehele portefeuille: De emissiereductie doelstellingen van NN Group, PFZW en Rabobank dekken slechts een deel van hun portefeuilles, terwijl ABP en ASR doelstellingen voor de gehele beleggingsportefeuille hebben opgesteld (respectievelijk 50% en 65% reductie in 2030).
  • Voeg korte termijn doelen toe: Het nieuwe IPCC-rapport benadrukt opnieuw dat er geen tijd te verliezen is. Emissiereductie doelstellingen en net-zero beloftes voor de lange termijn (2040 of 2050) zijn niet genoeg. Wat nodig is, zijn absolute reductie doelstellingen voor de korte termijn (2025) en tot de middellange termijn (2030). Echter, geen van de Nederlandse financiële instellingen heeft duidelijke doelstellingen voor de korte termijn.
  • Vermijd enkel relatieve doelstellingen: Actieplannen moeten zowel een absolute emissiereductie doelstelling voor de hele portefeuille bevatten als absolute en relatieve (intensiteit)doelstellingen voor de verschillende economische sectoren die in de portefeuille vertegenwoordigd zijn. Het stellen van alleen relatieve doelstellingen voor de gehele portefeuille, zoals ABN Amro en PMT doen, is niet voldoende, aangezien dit kan leiden tot een absolute groei van de uitstoot wanneer de portefeuille toeneemt.
  • Plan de afbouw van fossiele financiering: Financiële instellingen moeten elke vorm van financiering voor de winning van nieuwe fossiele brandstoffen uitsluiten, zoals aanbevolen door het International Energy Agency. Ook moeten ze – net als ABP – een geloofwaardige strategie voor het uitfaseren van de fossiele brandstoffensector definiëren. Er zijn nog steeds verzekeraars en pensioenfondsen die denken dat praten met olie- en gasmaatschappijen zin heeft. De Rabobank verhoogt haar financiering voor gashandel en ING wil haar olie- en gasfinanciering in 2030 slechts met 19% afbouwen – terwijl de IISD concludeert dat een reductie van 30% cruciaal is.
  • Vertrouw niet op CO2-compensatie: Alleen ABP en ING geven duidelijk aan dat hun emissiereductie doelstellingen zullen worden behaald door echte CO2-reducties na te streven en niet door het gebruik van CO2-compensatie.
  • Stel doelen per sector: Aangezien er grote verschillen zijn tussen bedrijven uit verschillende economische sectoren in zowel de urgentie van, als de kansen voor emissiereducties, kan een geloofwaardig klimaatactieplan niet zonder specifieke doelen (die ook betrekking hebben op scope 3-emissies) voor alle economische sectoren vertegenwoordigd in de portefeuilles. Banken hebben meer doelstellingen voor belangrijke sectoren, hoewel deze slechts 37% van de CO2-intensieve bedrijfsleningen van ABN Amro dekken. De meeste verzekeraars en pensioenfondsen, behalve PMT, zijn nog niet begonnen met het definiëren van sectordoelstellingen.
  • Ontwikkel een strategie: De financiële instelling moet een evenwichtige strategie ontwikkelen met verschillende instrumenten, waaronder klimaatscreening, engagement, uitsluitingen en desinvesteringen, clausules in kredietcontracten, een gericht stembeleid, financiële prikkels en lobby om klimaatdoelstellingen te bevorderen. Deze acties moeten tijdgebonden en doelgericht zijn en worden gemonitord door middel van concrete mijlpalen. Ook moet er transparant over worden gerapporteerd. De meeste financiële instellingen vertrouwen nog te eenzijdig op het praten met bedrijven om hun doelen te halen. Alleen ABP en ASR geven duidelijk aan te zullen desinvesteren als engagement op hun klimaatdoelstellingen geen vooruitgang oplevert.

Als financiële instellingen de bovenstaande aanbevelingen snel integreren in hun klimaatactieplannen, kunnen ze kapitaal effectief omzetten in klimaatactie. Maar als ze deze stappen niet kunnen of willen zetten, moeten regeringen ingrijpen en hen verplichte richtlijnen bieden. Het nieuwe IPCC-rapport maakt voldoende duidelijk dat er geen tijd meer te verliezen is en dat alle belanghebbenden – inclusief financiële instellingen – hun verantwoordelijkheid moeten nemen.

Het rapport “Climate action plans of ten Dutch financial institutions” is hier te vinden.

Jan Willem van Gelder, Director Profundo

Share Button