Tijd om het te hebben over ‘greenwashing’

Nooit eerder is het zo eenvoudig geweest om te handelen in financiële producten waarvan wordt gesteld dat ze op enige wijze ethisch, duurzaam of verantwoord zijn. Volgens de Global Sustainable Investment Alliance wordt inmiddels een recordbedrag van USD 31 biljoen aan beleggingen duurzaam beheerd.  Maar in zo’n grote markt, met zo’n grote verscheidenheid aan actieve en passieve producten, beschikken veel beleggers niet over de informatie die nodig is om te kunnen beoordelen of deze financiële producten echt wel een positieve impact hebben op de maatschappij en het milieu. Het ontbreken van universele standaarden en een universele structuur betekent dat er geen poortwachter is die zorgt voor bescherming tegen ‘greenwashing’.

In november 2019 publiceerde vermogensbeheerder SCM Direct een researchrapport waarin werd geconstateerd dat veel producten onterecht als ethisch worden aangeprezen. In het rapport werd een fonds van Fidelity genoemd dat wordt aangemerkt als ‘maatschappelijk verantwoord’ maar op dat moment 6,22% van het vermogen had belegd in tabaksondernemingen. Dit heeft geleid tot een urgent onderzoek door toezichthouders naar de onterechte classificatie van fondsen als groen of ethisch.

De discussie laaide vorige maand verder op, toen Larry Fink, CEO van BlackRock, de grootste beleggingsmaatschappij ter wereld, verklaarde dat de vermogensbeheerder gaat overstappen op een duurzamer bedrijfsmodel. Voor klimaatactivisten was dit aanleiding om het kantoor van BlackRock in Parijs te bestormen en de onderneming te beschuldigen van ‘greenwashing’. Tegelijkertijd is het heel positief dat BlackRock en andere grote beleggers zich bij de duurzaamheidsbeweging aansluiten. Het is belangrijk dat een bredere omschakeling naar verantwoord beleggen binnen de sector wordt gestimuleerd en dat de deur open wordt gehouden. En dat naarmate meer beleggers een verantwoorde aanpak gaan toepassen de standaarden geleidelijk worden verhoogd.

De Principles for Responsible Investment (PRI) bijvoorbeeld, een door de VN ondersteunde organisatie die in 2006 in het leven is geroepen om de lat voor duurzaam beleggen hoger te leggen, liet aanvankelijk bijna iedereen toe, ongeacht de fase waar zij zich in bevonden, en probeert nu geleidelijk de standaarden en eisen aan te scherpen. In 2018 stelde de PRI dat ruim 10% van de meer dan 2.000 beleggers en managers die hadden toegezegd verantwoord te gaan beleggen, zich niet hielden aan de minimumeisen van de PRI. Sindsdien is het aantal partijen dat de principes heeft ondertekend maar waarschijnlijk uit de PRI wordt gezet, volgens de PRI gedaald naar ongeveer 50 instellingen met een totaal vermogen van USD 1 biljoen.

Dus hoewel sommigen wellicht aanvoeren dat dit bewijst dat ‘greenwashing’ bestaat, zullen anderen stellen dat het systeem werkt en dat de eisen strenger worden. Hoe kunnen beleggers bij het bepalen van hun asset allocatie dan ‘greenwashing’ vermijden en wat doet Kempen hieraan?

Om duurzaam te kunnen zijn moeten we definiëren wat duurzaam is

De oorzaak van het toenemende ‘greenwashing’ is de onderliggende verwarring over wat precies kan worden beschouwd als groen of duurzaam beleggen. Er is geen duidelijke definitie, zelfs niet bij de verschillende labels voor duurzaam beleggen die bestaan in Europa, waaruit blijkt wat nou precies moet worden verstaan onder ‘ethisch’, ‘groen’, ‘duurzaam’ of ‘impact beleggen’.

Zoals we hebben besproken in onze vorige nieuwsbrief is dit hopelijk aan het veranderen – in ieder geval in Europa – dankzij de introductie van de taxonomie voor duurzame financiering van de EU, ecolabels en klimaatbenchmarks. Door actief deel te nemen aan sector breed overleg, heeft Kempen bijgedragen aan de totstandkoming van deze nieuwe regelgevingsstandaarden. Deze helpen verduidelijken welke beleggingen rechtmatig kunnen worden beschreven als groen of duurzaam en of kan worden gesteld dat fondsen bijdragen aan het terugdringen van de CO2-uitstoot en in overeenstemming zijn met het Akkoord van Parijs.

Deze maand, op 9 maart, heeft de Europese Technische Expertgroep (TEG) voor duurzame financiën, de groep experts die de Europese Commissie adviseert over de voorgestelde taxonomie, haar langverwachte definitieve eindrapport van 600 pagina’s gepubliceerd (en een samenvatting van 67 pagina’s).  Kempen wil deze regelgeving voor blijven. Eind vorig jaar hebben wij ons eigen ‘Duurzaamheidsspectrum’ geïntroduceerd. Hierin hebben wij duidelijke duurzaamheidsdrempels vastgelegd om alle producten en diensten voor alle onderdelen van Van Lanschot Kempen te kunnen classificeren.

Het Duurzaamheidsspectrum – dat wij de ‘vijf smaken’ noemen – wordt uitgebreid toegelicht in ons jaarverslag voor betrokken en duurzaam beleggen, dat volgende maand verschijnt. De essentie hiervan is echter dat wij hiermee een onderscheid willen maken tussen financiële producten waarvan de doelstelling kan worden omschreven als ‘do no harm’ (d.w.z. er wordt rekening gehouden met ESG-factoren, maar deze zijn niet primair bepalend voor de besluitvorming) en producten waarmee actief wordt gestreefd naar ‘do better’ of ‘do good’. Voor deze twee laatstgenoemde categorieën wordt derhalve een best-in-class benadering toegepast of er wordt vooral belegd in oplossingen die een concrete positieve bijdrage leveren.

Beleggers kunnen ‘greenwashing’ voorkomen door hun huiswerk goed te doen over de fondsen waarin ze beleggen. Weet je of het fonds bedrijven uitsluit of de dialoog met hen aangaat, en of het ESG integreert? Of doet het fonds dit allemaal? En wordt er duidelijk gerapporteerd over de duurzaamheidsdoelstellingen?

Door ‘greenwashing’ heen kijken

De eerste stap die beleggers zouden moeten zetten is doorgronden op welke manier de organisatie van de vermogensbeheerder in het algemeen invulling geeft aan duurzaam beleggen. Passen zij dit toe voor al hun beleggingen? Staat het hele bestuur hier achter of is dit iets dat voor slechts een paar fondsen gebeurt, terwijl de rest van de organisatie doorgaat op de oude weg? Hoe ziet het algemene beleid ten aanzien van verantwoord beleggen eruit? Zodra dit duidelijk is, moet worden gekeken naar de wijze waarop het specifieke fonds omgaat met verantwoord beleggen. Wat is bijvoorbeeld het exacte beleid van het fonds? Past het uitsluiting, integratie of engagement toe – of alle drie? Vervolgens moeten de documenten waaruit de implementatie blijkt en de rapportages van het fonds worden vergeleken met wat het fonds zegt te doen. Een mogelijkheid zou kunnen zijn om de verantwoorde beleggingsaanpak en/of doelen op te nemen in het prospectus van het fonds en vervolgens regelmatig en tijdig verslag uit te brengen over de vorderingen.

Bij Kempen kennen we bij het selecteren van externe managers voor onze fiduciaire klanten een score toe aan de ESG-capaciteiten op basis van zes kerncriteria: hun commitment aan verantwoord beleggen, de mate van ESG-integratie, actief aandeelhouderschap, transparantie, implementatie van uitsluitingsvereisten en positieve impact. Voor meer informatie over de scores die wij toekennen aan externe managers verwijzen wij naar ons binnenkort te publiceren verslag.

Wat betreft onze eigen fondsen, streven wij ook naar het toepassen van best practices. Kempen wil bijvoorbeeld op haar eigen website transparantie bieden over de duurzame beleggingsaanpak van de fondsen en de wijze waarop ESG-kwesties worden meegenomen. Ook wordt specifieke informatie gegeven, zoals de ESG-scores van onderliggende beleggingen of, indien relevant, informatie over ondernemingen die zijn uitgesloten of engagements die hebben plaatsgevonden.

Om het kaf van het koren te helpen scheiden, zijn er ook steeds meer benchmarks en initiatieven die analyseren hoe vermogensbeheerders presteren op het gebied van duurzaam beleggen. Dit zijn onder meer de duurzaamheidsglobes van Morningstar en het deze maand gepubliceerde rapport van non- profitorganisatie Share Action over 75 van de grootste vermogensbeheerders ter wereld.

Engagement met een doel

Als ‘rentmeester’ voor de lange termijn, zijn wij ook van mening dat wanneer beleggers een dialoog aangaan met een onderneming om deze ertoe te bewegen het beter te gaan doen, dit moet gebeuren op basis van duidelijke doelstellingen en met de discipline die nodig is om het gedrag van de onderneming te veranderen. Voor meer informatie over onze methodologie ten aanzien van actief aandeelhouderschap, inclusief ons beleid en de benadering van mijlpalen, evenals onze impactmeting, verwijzen we naar ons jaarverslag.

Beleggers moeten ook bereid zijn om in actie te komen als engagement niet werkt. Vorig jaar is Kempen bijvoorbeeld een engagement aangegaan met Bayer, de Duitse farmacie- en gewasbeschermingsgigant, over de overname van Monsanto en de grote controverses waarbij deze onderneming betrokken is op het gebied van genetisch gemodificeerde organismen. Wij hebben verschillende gesprekken gevoerd met Bayer, maar vonden dat er onvoldoende voortgang werd geboekt. In 2019 heeft de ESG Council van Kempen daarom besloten om Bayer op te nemen op onze lijst van ondernemingen die moeten worden vermeden voor zover dit praktisch uitvoerbaar is.

Als een fonds actief aandeelhouderschap adverteert als platform voor duurzaamheid, dan moeten beleggers vragen om voorbeelden van engagements en de bereikte resultaten. Engagement is een meerjarenproces en het kan een tijdje duren voordat resultaten worden bereikt. Wanneer een fonds veel beleggingen heeft, zijn er in de loop der tijd ongetwijfeld een aantal voorbeelden te vinden.

Een kruispunt

Duurzaam beleggen staat op een kruispunt. Door belangstelling uit alle hoeken, van millennials tot doorsnee financiële instellingen, zijn de vooruitzichten voor verdere groei veelbelovend. Het is goed dat de beweging aan kracht wint en dat meer partijen hier aan meedoen en in actie beginnen te komen. Maar zoals Kermit de kikker ooit zei, “het is niet eenvoudig om groen te zijn” en de sector en de toezichthouders moeten ervoor zorgen dat beleggers niet worden misleid wanneer ze vermogen willen onderbrengen in echt duurzame fondsen. Gelukkig zei Kermit ook: “Naarmate de tijd verstrijkt, veranderen dingen”, dus hoewel er nog de nodige afstand is af te leggen voordat we kunnen spreken over echt duurzaam beleggen, gaan we duidelijk de goede kant op. Duurzaam beleggen wordt gewoon.

Narina Mnatsakanian, Director of Impact & Responsible Investment bij Kempen Capital Management

Share Button