Wie betaalt, bepaalt

De financiële markt heeft de kracht om te verduurzamen. Maar volgens econoom Karen Maas gaat het veel te langzaam. We moeten de manier waarop we duurzaam investeren serieuzer invullen. Het aandeel van duurzame investeringen is de laatste jaren toegenomen. Van het totaal aan mondiale aandelen in 2007, was 7% ‘responsible’. In 2015 is dat percentage toegenomen tot 15-20%. Dr. Karen Maas, econoom aan het Impact Centre Erasmus en lid van het Sustainable Finance Lab geeft in de lezing ‘Een duurzaam aandeel’ commentaar op deze cijfers: “Dit klinkt heel mooi, maar wat er in de realiteit gebeurt is eigenlijk nog beperkt.” De verklaring hiervoor ligt in de definitie van ‘responsible’. Om dat label te krijgen hoef je namelijk niet zo veel te doen.

Minimale eisen

Maas toont een spectrum van duurzaamheid om investeringen op in te delen. Helemaal links staat het type finance only, investeringen die enkel financieel rendement op het oog hebben. Helemaal aan de andere kant vind je de impact only investeringen. Daarbij wordt er alleen gekeken naar de maatschappelijke impact. Eén stapje rechts van de finance only-investeringen, staan de investeringen die vallen onder het label responsible. Dat is de minimale eis voor de groep die van 7 naar 15-20% is gegroeid. Een investering is al responsible als je een aantal sectoren uitsluit: als je niet investeert in kernenergie, wapenhandel, de porno-, tabak- of gokindustrie. Je sluit de grootste negatieve risico’s uit, zonder te kijken naar de positieve impact. Een aanzienlijk deel van de responsible investeringen stelt slechts deze minimale eisen.

Opvallend genoeg lijken maatschappelijke impact en financiëel rendement in dit spectrum niet samen te gaan. Loont het dan niet om duurzaam te investeren? Van de vele studies die hiernaar gedaan zijn pikt Maas er een gezaghebbende uit. Een grote studie van Harvard uit 2013 toonde een positieve relatie tussen duurzaamheid en financieel rendement. Gemiddeld komen duurzame investeerders uit op een 4,8% hogere aandelenprijs, een stabielere ratio en een betere ‘return on assets’. Het levert dus meer op. “Maar,” merkt Maas daarbij op, “het kost tijd, het duurt vijf tot zeven jaar voor je dat hogere rendement gaat terugzien.”

Goed bedoeld

Stel dat je duurzaam wil investeren, hoe behaal je dan de meeste impact? In tegenstelling tot financiële impact, is sociale impact moeilijk te meten. Hoe kom je erachter of de bananenteler in Ecuador veilige werkomstandigheden heeft en genoeg geld verdient? Dat vergt veel werk en het gebeurt dan ook weinig. En dat is kwalijk: “Als we achteraf niet het sociale of duurzame effect meten van een investering, dan leren we niet de voorspellingen te verbeteren,” stelt Maas. Duurzaam investeerders doen dat veelal op basis van goede intenties en verwachtingen. Maar of die verwachtingen of intenties ook waar gemaakt worden is de vraag, het wordt zelden aan de hand van data getoetst.

Voor een aandeelhouder kan het bovendien moeilijk zijn aan data te komen over de impact van het bedrijf waar je in investeert. Hugo Byrnes, vice-president productintegriteit van Ahold, wijst op het ‘Responsible Retailing’ rapport dat Ahold jaarlijks uitbrengt. Volgens Byrnes wordt Ahold steeds kritischer op haar eigen producten en de hele keten die daar achter zit. Inmiddels is 100% van hun koffie en thee gecertificeerd, varkensvlees moet minimaal één ster hebben en voor hun ananas hebben ze een eigen keten opgezet om een goed en verantwoord product in de schap te kunnen leggen. Byrnes wijst ook op een probleem: “We verkopen zoveel producten dat het soms lastig is terug te gaan in die keten en uit te vinden waar iets vandaan komt.” En dus is dat voor de investeerder die het slechts met het Ahold-rapport moet doen ook ingewikkeld.

Byrnes geeft aan dat Ahold duurzaamheid en sociale impact belangrijk vindt, maar dat het bedrijf winst moeten maken. Daarvoor kijken ze naar de consument. En die kiest toch vaak voor de portemonnee. Van sommige producten biedt Albert Heijn daarom de goedkoopste en ‘slechtste’ variant niet meer aan. Zo zijn de legbatterij- en kooieieren uit de schappen verdwenen. Deze tactiek werkt alleen in kleine stappen. Byrnes: “Als we plots alleen nog drie sterrenvlees zouden aanbieden, overleven we het als bedrijf niet.” Consumenten zouden naar de concurrent stappen.

We willen allemaal het liefst zo veel mogelijk duurzaam rendement. En duurzaam rendement is haalbaar, maar dan moeten we wel bereid zijn ervoor te betalen. Het is dus ook aan de consument om te investeren. Want wie betaalt, bepaalt.

Bekijk de lezing Een duurzaam aandeel.

Share Button