DNB onderzoekt de invloed van de natuur op eigen aandelenvermogen

Onze economie en de samenleving zijn afhankelijk van natuur. Als de natuur achteruitgaat, brengt dat financiële en economische risico’s mee. Het in kaart brengen van deze risico’s is nieuw terrein voor de financiële sector en financiële instellingen zoals verzekeraars, pensioenfondsen en banken. Ook zijn individuele beleggers vaak nog onvoldoende bekend met de nauwe relatie tussen de natuur en economie. Dat geldt ook voor DNB. Om daar verandering in te brengen, onderzocht de centrale bank bij wijze van een proef, een deel van de eigen aandelenportefeuille op zogeheten ‘natuurgerelateerde financiële risico’s’.

Want dat is de term voor risico’s die bedrijven, financiële instellingen en beleggers lopen als, om wat voor reden dan ook en waar ook ter wereld, ecosystemen beschadigd of verstoord raken of als er regels worden ingevoerd om dat te voorkomen. Denk bij dat laatste aan de Natuurherstelwet die afgelopen week door het Europees Parlement is goedgekeurd en die lidstaten verplicht tegen 2030 minstens 30% van alle natuur, waaronder de Natura 2000-gebieden, naar een ‘hersteld’ niveau te brengen.

Tomaten en aardappelgewas

Er zijn twee typen natuurgerelateerde financiële risico’s. Het eerste is fysiek. Neem een fabrikant van tomatensauzen. Die is voor zijn productie en inkomen afhankelijk van tomatentelers. Als die door plotselinge bijensterfte worden getroffen en daardoor geen tomaten meer kunnen leveren, kan de sauzenproducent geen inkomsten genereren.

Het tweede type is gerelateerd aan de transitie naar een economie met minder impact op de natuur. Denk daarbij aan implementatie van overheidsmaatregelen om de natuur te beschermen of aan reputatieschade voor een bedrijf die de natuur schaadt. Een boer die voor zijn aardappelgewas bestrijdingsmiddelen gebruikt die de lokale biodiversiteit schaden, riskeert een verbod op het gebruik ervan en zal daardoor misschien de bedrijfsprocessen moeten aanpassen waardoor extra kosten ontstaan.

Voor een financiële instelling zoals een pensioenfonds die in de sauzenproducent of een aardappelbedrijf heeft geïnvesteerd, kan dat betekenen dat de waarde van de beleggingen daalt.

Nieuw terrein

Voor veel financiële instellingen is het in kaart brengen van natuurgerelateerde financiële risico’s relatief nieuw terrein. De afgelopen jaren zijn verschillende methodes ontwikkeld die de kenniskloof proberen te dichten. Een voorbeeld hiervan is het Conceptual Framework

van het Network for Greening the Financial System (NGFS), dat centrale banken een hulpmiddel biedt om natuurgerelateerde risico’s op consistente wijze te onderzoeken. Eén van de methoden die vanuit de private sector is ontwikkeld, is die van Taskforce on Nature-related Financial Disclosures, of kortweg de TNFD.

DNB koos er in dit pilotonderzoek voor om de methode van de TNFD te gebruiken, omdat het een overzichtelijk stappenplan biedt dat bedrijven en financiële instellingen kunnen doorlopen om hun natuurgerelateerde financiële risico’s in kaart te brengen en te beheersen.

DNB heeft ongeveer €8 miljard aan beleggingen, die voor iets meer dan de helft bestaan uit obligaties van landen en staatsgerelateerde instellingen. Het andere deel is geïnvesteerd in bedrijfsobligaties en aandelen. Voor dit pilotonderzoek zijn twee aandelenporteuilles onder de loep genomen. Eerst is op sectoraal niveau een grove scan gemaakt van mogelijke natuurgerelateerde risico’s in deze portefeuilles. Op basis daarvan is gekozen om verder in te zoomen op één sector: elektriciteitsbedrijven. Wat deze sector onder andere geschikt maakt voor deze proef, is hun grote afhankelijkheid van de natuur, bijvoorbeeld doordat ze schoon water nodig hebben voor koeling. Daarnaast heeft deze sector via vervuiling ook een grote invloed op natuur, bijvoorbeeld door koelwater te lozen of CO2 uit te stoten.

Locatie

Een andere reden om de energiesector te gebruiken voor de pilot, is dat de locatie van veel elektriciteitscentrales beschikbaar is op publieke databases. Dat maakt het mogelijk om per locatie van energiecentrale de risico’s apart te berekenen. Dat is belangrijk omdat de natuurlijke omstandigheden en daarmee de risico’s per locatie verschillen.

Het te identificeren ‘risico’ zit ‘m vooral in eventueel waardeverlies dat kan ontstaan wanneer centrales door natuurlijke omstandigheden zoals droogte of brand, nieuwe regelgeving of om de reputatie van het bedrijf te bewaren, hun productie moeten verlagen, stilzetten of verplaatsen.

Wat blijkt? De locatie is de meest bepalende factor bij het ontstaan van eventueel waardeverlies. Zo zijn de risico’s voor energiecentrales in regio’s met waterschaarste, of die in de buurt van natuurreservaten, groter.

Waterkracht en fossiel even schadelijk

Daarnaast speelt ook het type energie dat een centrale opwekt een rol bij het bepalen van natuurgerelateerde risico’s. Zo zijn de risico’s voor wind- en zonne-energiecentrales lager. Daarnaast blijkt dat centrales die hun energie uit waterkracht halen ongeveer even schadelijk voor hun omgeving zijn als centrales die van (fossiele) brandstoffen afhankelijk zijn. Dit is opvallend, want waterkrachtcentrales hebben een lagere CO2 voetafdruk. Wel drukken ze een stempel op hun omgeving doordat ze bijvoorbeeld meren laten ontstaan of de loop van rivieren veranderen. Beter voor het klimaat, betekent dus niet altijd beter voor de natuur.

En nu?

DNB zal met de vermogensbeheerders die de bedrijfsobligaties en aandelen voor de centrale bank beheren praten over de resultaten van het onderzoek en hoe zij denken de risico’s te kunnen beheersen. DNB vindt het tegelijkertijd belangrijk om de opgedane kennis te delen zodat ook anderen er iets aan hebben. Dat is nodig zodat anderen daar weer verder op kunnen bouwen en niet iedereen opnieuw het wiel hoeft uit te vinden in het analyseren van natuurgerelateerde financiële risico’s.

Share Button