Het heilige duurzaamheidsvuur

Iedereen lijkt tegenwoordig begaan met duurzaamheid. Het is een van de pilaren van het beleid van het kabinet, voorzover er beleid wordt gevoerd. Beleggingsinstellingen en pensioenfondsen schrijven ontroerende stukken over het belang van duurzaam beleggen en het toepassen daarvan in hun eigen beleggingsbeleid. Mij werd laatst gevraagd wat ik met duurzaamheid ‘heb’. Ik antwoordde dat ik liever een middag naar het voetbal ga dan naar een bijeenkomst over duurzaamheid. Winkelen doe ik ook niet met de duurzaamheidsbril op. Er is niets lekkerder dan een lapje vlees. Ik reis met het openbaar vervoer uit pure calculatie. Al met al een dikke onvoldoende op de duurzaamheidsladder, vrees ik.

Hoe komt het toch dat ik (nog) niet ben aangestoken door het duurzaamheidsvuur? Ik ben opgeleid als econoom. En de manier waarop economen naar de wereld kijken, is wellicht een andere dan die van de doorsnee duurzaamheidsprediker.

Mensen die spreken over duurzaamheid hebben vaak ethische motieven. Economie is een wetenschap en dus waardevrij. Duurzaamheidsprofeten willen de wereld redden van de ondergang; het zijn vaak doemdenkers. Economen zijn vooral geïnteresseerd in hoe zaken in elkaar zitten en pas in tweede instantie in hoe ze in elkaar zouden moeten zitten. De meeste economen lijken bovendien meer in het menselijke vernuft te geloven om zonder regulering en instructies van boven af problemen op te lossen, hoewel de economie vaak als een pessimistische wetenschap wordt beschouwd. Veel duurzaamheidsdenkers willen ons overtuigen van de zondigheid van ons gedrag en verwachten meer dan de gemiddelde econoom heil van regels en van een overheid die ons injecteert met de normen en waarden van een duurzame levensstijl.

Het belangrijkste verschil is dat velen in de duurzaamheidsbeweging een onderscheid maken tussen enerzijds economie en milieu en anderzijds economische en duurzaamheidsoverwegingen. Onbegrijpelijk voor een econoom. De economie houdt zich bezig met alle beslissingen waarin schaarste een rol speelt. Schaarste in economische zin heeft een andere betekenis dan in het alledaagse gebruik van het woord. In laatstgenoemde zin betekent het ‘schaars’ zijn van een goed of eigenschap, dat er weinig van is. Mensen die de namen van alle Nederlandse glazenwassers uit hun hoofd kennen, zijn schaars in deze zin. Voor een econoom is schaarste gekoppeld aan het onvoldoende beschikbaar zijn van een goed of kwaliteit om aan al onze behoeften te voldoen. De kenner van glazenwassers is in economisch opzicht niet schaars want vrijwel niemand zit op hem te wachten.

Alle vraagstukken die over duurzaamheid gaan, hebben betrekking op het gebruik van (nuttige) schaarse middelen in economische zin. Of het nu gaat om het milieu, de uitputting van grondstoffen of energie, er is altijd schaarste in het geding. Duurzaamheidsvraagstukken zijn voor een econoom geen bijzondere categorie.

Dat geldt mijns inziens ook voor duurzaam beleggen. Kort door de bocht zijn beleggingen in (verwachte toekomstige) schaarstes interessant, voorzover deze nog niet in koersen van aandelen of andere vermogenstitels weerspiegeld zijn. Dat is op langere termijn het geval voor beleggingen in zaken als schone lucht, schoon water, energie, voedsel en grondstoffen.

En dat zijn precies de beleggingsthema’s waar het ook bij duurzaam beleggen om draait. U hoeft niet gegrepen te zijn door duurzaamheid om te kiezen voor duurzaam beleggen. Duurzaamheid en economie blijken ineens twee handen op één buik!

Lex Hoogduin

Lex Hoogduin is hoofdeconoom Robeco en directeur Iris. Dit artikel is op persoonlijke titel geschreven. Hoogduin belegt alleen in open-end beleggingsfondsen.

Share Button