‘Bedrijven zijn erg bang voor pijn’

(Gepubliceerd in Het Financieele Dagblad van 17 oktober 2001).

Robert Rubinstein (49) is een van de pioniers van verantwoord ondernemen . Hij was zijn tijd ver vooruit als uitgever en hoofdredacteur van het managementblad ‘Source’. Dit jaar organiseert hij voor de derde keer een internationaal congres over duurzaam beleggen. ‘De meeste bedrijven zijn een emmer benzine. De vraag is hoe ver de peuk bij hen vandaan is.’

Robert Rubinstein is van oorsprong Amerikaan. Hij heeft jaren naast het World Trade Center in New York gewoond. ‘Mijn moeder woont er nog steeds. Als de torens op een andere manier zouden zijn omgevallen dan was ze er niet meer geweest. Haar appartement had na de aanval dagen geen stroom, water en telefoon. Ik ben heel bang geweest. Ikzelf zat op 11 september in Arizona, zij in New York. We zaten in hetzelfde land maar ik kon ook niet naar haar toe omdat er niet meer gevlogen kon worden. Gelukkig was alles oké. Voor haar was het natuurlijk verschrikkelijk. Ze heeft in Europa de Tweede Wereldoorlog meegemaakt en in Manhattan was de geur van verbrande mensen overal.’

Voor hem is het duidelijk dat de wereld en met name de financiële wereld door deze terroristische aanvallen zal veranderen. ‘Het is een ‘nutcase’ die direct verantwoordelijk is, maar het zijn de banken en financiële instellingen die al die jaren hebben meegeholpen aan het witwassen van drugsgeld. Geld dat weer gebruikt kon worden om deze terroristische organisaties te financieren en groot te maken. De banken halen hun winst uit de vernietiging van de wereld. Niet alleen met het beheren van geld van terroristen, maar ook met kredietverlening aan milieuvervuilende bedrijven, aan landen die de rechten van hun bevolking schenden. Het wordt tijd dat dat eens hardop gezegd wordt.’

Voor zijn congres ‘Triple bottom line investing 2001’ hebben nauwelijks Amerikaanse deelnemers afgezegd. ‘Wel Europese. Iemand van Siemens mocht niet meer vliegen, en hij was niet op het idee gekomen dat hij ook met de trein kon. Hij komt niet.’ Rubinstein maakt zich er niet meer druk over. ‘Mensen moeten het echt willen. Voor mij hoeven ze niet naar het congres te komen. Ze kunnen iets leren, nieuwe mensen ontmoeten, geïnspireerd raken. Als ze dat niet willen, dan niet.’ Over belangstelling heeft Rubinstein niet te klagen. Ondanks de terroristische aanval op de Verenigde Staten komen er morgen en overmorgen in totaal 400 bezoekers.

Dat de financiële instellingen een belangrijke rol spelen bij verantwoord ondernemen wist Rubinstein al vanaf het moment dat hij het tweemaandelijkse magazine voor verantwoord ondernemen ‘Source’ oprichtte. ‘Bedrijven zijn bang voor hun grote aandeelhouders, de pensioenfondsen, de professionele beleggers. De financiële wereld is het beste breekijzer om bedrijven te dwingen verantwoord te ondernemen. Als de baas van PGGM belt naar een beursgenoteerde onderneming dat ze meer aan hun milieubeleid of aan hun sociale prestaties moeten doen, reken maar dat daar naar geluisterd wordt. Institutionele beleggers hebben heel veel belang bij duurzame ondernemingen. Zij geven meer informatie over hun bedrijfsvoering. Dat maakt het voor beleggers makkelijker om hun risico in te schatten.’

‘Ondernemingen die alle kanten van hun prestaties onder de loep nemen, kunnen zien hoe zaken als milieu en een goed personeelsbeleid bijdragen aan hun winst, maar ook hoe die zaken de risico’s van het ondernemen kleiner maken. Bedrijven zijn heel moeilijk te veranderen, maar ze reageren heel snel op angst en pijn. De financiële sector maakt diezelfde rekensom.’

Rubinstein is dan ook voor een publicatieplicht voor bedrijven over de milieukant en de sociaal-ethische aspecten van het ondernemen. ‘Ik ben een enorme fan van de Britse wetgeving, die pensioenfondsen niet verplicht om verantwoord te beleggen, maar wel vraagt of ze willen vertellen in welke bedrijven ze beleggen en waarom. Dat dwingt vanzelf af dat bedrijven zich beter moeten gedragen. Want het is politiek correct om je best te doen voor de samenleving.’ Hij verwacht niet dat zo’n wetgeving in Nederland snel van de grond komt. ‘Bij Economische Zaken doen ze niets. Ze zijn allemaal bang om de bedrijvenlobby te schofferen. Bovendien heeft de Nederlandse regering geen visie op verantwoord ondernemen .’

Toch wordt in Nederland veel aandacht besteed aan duurzame energie. Consumenten krijgen een subsidie op groene strooom, bedrijven als ze in energiezuinige machines investeren. Rubinstein: ‘Het is niet nodig groene energie te subsidiëren. We subsidiëren al jaren het gebruik van fossiele brandstoffen. Dat moet eens ophouden. Producten en diensten moeten hun werkelijke impact, hun werkelijke kosten voor de omgeving weerspiegelen. Op een vliegticket zit 0% btw, op een fiets 19%. Op kerosine zit geen accijns, op benzine gelukkig intussen wel. De consument wil lage prijzen en wat krijgen we ervan? BSE, salmonella en varkenspest. Bedrijven zijn een emmer benzine. Het is de vraag hoe ver de peuk van die emmer ligt.’

De belangstelling voor verantwoord ondernemen bij Robert Rubinstein is ontstaan in 1995. ‘Ik kwam in contact met het Social Venture Network, een groep van ondernemers die allemaal het gevoel en de ambitie hadden meer te doen voor de samenleving dan alleen maar ondernemen. Dat sprak mij aan. Ik had altijd al een groot rechtvaardigheidsgevoel. Ik was ook altijd degene die als de baas zich niet netjes gedroeg daar wat van zei. SVN hield in 1995 een grote conferentie in Zürich en door de contacten met een paar mensen daar groeide het idee om een magazine op te zetten over duurzaam ondernemen. Dat werd ‘Source’.’

Rubinstein had al ervaring met het opzetten van een blad. Hij was oprichter en hoofdredacteur van ‘Fiets’. Het had zo veel succes dat hij het kon verkopen aan VNU. ‘Daarnaast was ik nog bezig met ‘Menu’, een tijdschrift voor tweepersoonshuishoudens. Voor stellen die weinig tijd hadden om boodschappen te doen en te koken, maar die toch gezond en lekker wilden eten. ‘Menu’ is uiteindelijk failliet gegaan. Waarom? Wij waren niet in staat om ons in te kopen in de markt voor bladen over eten. Je hebt verschrikkelijk veel geld nodig voor de marketing. Uiteindelijk zijn uitgevers niet geïnteresseerd in mooie bladen, maar gewoon in bedrukt papier waar advertenties bij verkocht kunnen worden.’

Wat hij toen niet wist, was dat de schermutselingen rond ‘Menu’ in het niet zouden vallen bij de loopgravenoorlog die later rond de teloorgang van ‘Source’ zou ontstaan.

De start verliep voortvarend, met allerlei investeerders die hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nog eens extra wilden benadrukken met een investering in een managementblad over verantwoord ondernemen . ‘Het werd enthousiast ontvangen, de advertentieverkoop liep prima, maar het aantal abonnees groeide niet snel genoeg. En daar gingen de investeerders over klagen. We waren met ‘Source’ een pionier. Nog maar weinig bedrijven hielden zich bezig met verantwoord ondernemen . Ik had een lange adem, maar de investeerders niet. En uiteindelijk werden de verhoudingen heel vervelend. Eerst werd ik beschuldigd van gebrek aan ondernemerschap en moest ik opstappen als hoofdredacteur. Vervolgens werd voor heel veel geld een adviseur ingehuurd. Die bleek weer een bekende van de nieuwe hoofdredacteur te zijn. Het was voor het eerst van mijn leven dat ik terecht was gekomen in een machtsspel, maar het duurde even voordat ik het in de gaten had. ‘Source’ ging failliet en ik was heel veel geld kwijt.’

Het tweede faillissement ging vooral Rieki, de vrouw van Rubinstein, niet in de koude kleren zitten. ‘Het was vreselijk. Ik had een trauma omdat ze mijn ‘kind’ hadden afgepakt . Ik moest weer helemaal een nieuw kantoor inrichten, maar ik kon pas een printer kopen als ik weer wat geld had verdiend met een klus. De computer had ik geleend van een vriendin van Rieki. We moesten van familie geld lenen. Om geld te verdienen, gaf ik lezingen en bracht ik mensen met goede ideeën en mensen met geld bij elkaar. Ik had gelukkig een gigantisch netwerk overgehouden aan mijn tijd bij ‘Source’.’

Rubinstein is intussen een grote bekende in de wereld van verantwoord ondernemen . ‘Ik heb voor de Europese Commissie een groot congres georganiseerd in Lissabon. Ik geef les aan business schools in Rotterdam, bij IMD en IBO in Zeist. Ik spreek de taal die managers begrijpen. Ik speel in op de ‘fear factor’, de angst dat de waarde van de onderneming zal lijden onder slecht gedrag van het management. Dat gaat ten koste van de reputatie, dus ten koste van het vermogen om goed personeel aan te trekken en ten koste van de beurskoers.’

‘Gelukkig zijn we er weer helemaal bovenop. ‘Source’ is weliswaar geen financieel succes geworden, maar wel een spiritueel succes. Het heeft de basis gelegd voor de congressen over duurzaam beleggen en mijn rol als adviseur. Daar kan ik als mens een verschil mee maken. Ik wil niet medeverantwoordelijk zijn voor de teloorgang van de aarde. Naast de dingen die ik persoonlijk doe om zo min mogelijk schade aan de aarde en mijn omgeving toe te brengen, kan ik met mijn activiteiten mensen overtuigen hoe belangrijk het is om een bijdrage te leveren aan een betere wereld. Wat heb je aan een pensioen als er geen schone lucht is om in te ademen?’

Marleen Janssen Groesbeek

Share Button