‘De EU due diligence-richtlijn moet ook gelden voor financiele instellingen’

Financiële instellingen zijn vrijgesteld van de voorgestelde EU-richtlijn inzake Corporate Sustainability Due Diligence (CSDD), die bedrijven verplicht bedrijven om negatieve impact van hun waardeketen op mensenrechten en milieu op te sporen, te verhelpen en te voorkomen. Ondertussen doet de financiële sector te weinig om misstanden aan te pakken. De Braziliaanse rundvleessector is er een goed voorbeeld van, betoogt onderzoeker Barbara Kuepper van Profundo.

In april 2020 heeft de Europese Commissie (EC) toegezegd regels in te voeren voor verplichte due diligence op het gebied van milieu en mensenrechten. Het Europees Parlement en meer dan 100 bedrijven, investeerders en initiatieven hebben er bij de EC op aangedrongen met een ambitieus voorstel te komen dat strenge eisen bevat.

In februari 2022 bracht de EC het langverwachte voorstel voor de CSDD-richtlijn uit. Een mijlpaal op weg naar bedrijfsverantwoordelijkheid in toeleveringsketens, zo werd het gepresenteerd. Toch schiet het voorstel tekort. Zo blijkt het alleen te gelden voor grote bedrijven (meer dan 250 werknemers), zo’n 0,2% van het aantal EU-bedrijven. Ook is er te weinig aandacht voor gender en is de definitie van sectoren met een hoog risico zeer beperkt.

Banken en investeerders vrijgesteld

Ook worden banken en investeerders vrijgesteld. Zij worden niet beschouwd als belangrijke actoren in sectoren die veel impact hebben, terwijl deze instellingen bedrijfsactiviteiten mogelijk maken die schadelijk zijn voor mens en milieu. Due diligence door financiële instellingen is bovendien beperkt tot de pre-investeringsfase, in plaats van gedurende de hele relatie. Hiermee wijkt het EC-voorstel af van bestaande internationale due diligence-normen en wetgeving, zoals de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP) of de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen.

Er is dus geen oog voor de verantwoordelijkheid en invloed die banken en investeerders hebben bij het aanpakken van schadelijke milieu- en mensenrechteneffecten in de ketens van hun klanten. De Braziliaanse rundvleessector is er een treffend voorbeeld van.

Braziliaanse rundvleessector gelinkt aan ontbossing en mensenrechtenschendingen

Braziliaanse veeweiden breiden steeds meer uit in de Amazone- en Cerrado-biomen. De staat Mato Grosso is met een aandeel van 14% leidend in de veeteelt. De laatste decennia zien de Amazonas en Cerrado een onevenredig sterke groei van kuddes, en is er tegelijkertijd sprake van hoge ontbossingspercentages. Zo groeide groeide de veestapel in de staten Pará en Rondônia met respectievelijk 31% en 24% tussen 2011 en 2021. Daarmee zijn de ze derde en zesde grootste kuddes van het land.

Zowel rundvlees als leer zijn belangrijke economische sectoren voor Brazilië. Maar de veeweiden zijn ook een belangrijke oorzaak van ontbossing, omdat zij ongeveer 70% van het ontgonnen terrein in de Braziliaanse Amazone gebruiken. Met ontbossing gaan ook mensenrechtenschendingen tegen inheemse volkeren, traditionele gemeenschappen en landrechtenactivisten gepaard.

Ruim tien jaar na de ondertekening van de zero-ontbossingsafspraken door belangrijke vleesverwerkers, blijft veeteelt in de beschermde gebieden van Brazilië, inclusief inheems land, een probleem. Dat blijkt uit recent onderzoek. Tussen 2013 en 2018 werden bijna 1,1 miljoen stuks vee rechtstreeks van privéweiden in beschermde gebieden verkocht aan slachthuizen in de staten Mato Grosso, Pará en Rondônia.

“De grootste ontbossers van Brazilie”

In de afgelopen jaren is er steeds meer bewijs voor de rol van vee als drijvende kracht achter de omvorming van bossen. Belangrijke spelers in deze sector, waaronder de drie toonaangevende vleesverpakkers JBS, Marfrig en Minerva, hebben herhaaldelijk toegezegd hun toeleveringsketens op te schonen. Toch worden zij nog steeds in verb and gebracht met ontbossing en andere duurzaamheidsproblemen in hun toeleveringsketens. Pogingen om de traceerbaarheid en controle te verbeteren, met name van de levering van vee aan slachthuizen (via tussenpersonen), schieten tekort.

Om maar twee recente voorbeelden te noemen: in november 2022, na een onderzoek door Reportér Brasil, Greenpeace Brazil en Unearthed, gaf Brazilie’s grootste en door schandalen geteisterde vleesverpakker, JBS, toe dat het bijna 9.000 runderen had gekocht van veehouderijen op illegaal ontbost gebied in de Amazone. Deze bleken te behoren aan een crimineel die door officieren van justitie in Rondônia werd omschreven als “een van de grootste ontbossers in Brazilië”. Minerva, een andere grote vleesverpakker, werd in verband gebracht met de aankoop van meer dan 650 dieren in 2021 van deze veehouder.

En Marfrig, de derde Braziliaanse vleesverpakker, mag dan beweren dat het geen vee koopt van veehouders die illegaal inheems land betreden of regenwoud vernietigen, onderzoek wijst anders uit. Zo bleek uit recent speurwerk van het Bureau of Investigative Journalism (TBIJ), O Joio e O Trigo, NBC News en de Guardian dat honderden runderen die waren grootgebracht in het geclaimde inheemse Menku-gebied, werden geslacht in het slachthuis van Tangará da Serra (Mato Grosso) van het bedrijf. De leveranciers werden in verband gebracht met 150 km2 ontbossing in de afgelopen jaren.

Braziliaans leer voor Europa

Ongeveer 80% van de Braziliaanse rundvleesproductie wordt op de binnenlandse markt geconsumeerd, maar rundvlees gaat ook naar Azië en het Midden-Oosten. Het leer wordt wereldwijd afgezet. In de EU was de invoer van vers, bevroren of verwerkt rundvlees uit Brazilië goed voor ongeveer 25% van de invoer van rundvlees van buiten Europa. Vanwege de hoge zelfvoorziening op de EU-vleesmarkt was het volume van ongeveer 63.000 ton in 2021 gelijk aan 1% van de binnenlandse productie.

Brazilië is ook een belangrijke leverancier van runderhuiden voor de Europese leermarkt, met belangrijke klanten in de auto-, meubel-, schoenen- en mode-industrie. In de huidige vorm vallen grote Europese bedrijven die Braziliaans vlees en leer kopen onder de bepalingen van de CSDD-richtlijn.

Europese financiële instellingen financieren de rundvleessector

Europese financiële instellingen financieren de Braziliaanse rundvleesindustrie, waaronder ook deze drie grote vleesverwerkers. Onder hen zijn Santander (Spanje , US$ 774 miljoen) en Rabobank (Nederland, US$ 116 miljoen). Europese investeerders zijn onder andere het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) (Nederland, US$ 55 miljoen) en Pensioenfonds Zorg & Welzijn (PFZW) (Nederland, US$ 29 miljoen). Dat blijkt uit gegevens van Forests & Finance, een initiatief van een coalitie van campagne- en onderzoeksorganisaties waartoe ook Profundo behoort.

Vanwege het risicovolle karakter van de sector en het feit dat deze vleesverwerkers nog steeds niet kunnen garanderen dat hun ketens vrij zijn van ontbossing, zouden deze financiële instellingen strikt beleid en due diligence-procedures moeten formuleren en implementeren.

Beleid schiet tekort

Maar dat beleid schiet ernstig tekort, aldus Forest & Finance. Op een schaal van 10 punten behaalde Santander een 3,6; Rabobank een 7,4; ABP een 3,6 en PFZW slechts een 0,8 op bepalingen met een hoge relevantie voor de rundvleessector. Rabobank heeft bovendien de bepalingen verzwakt die inheemse volkeren en lokale gemeenschappen moet beschermen via de principes van FPIC, Free Prior and Informed Consent.

De behoefte aan wetgeving tot verplichte due diligence-vereisten om schending van milieu- en mensenrechten te voorkomen wordt zo alleen maar dringender. Deze moeten bovendien niet alleen gelden voor de bedrijven die betrokken zijn bij de levering van relevante goederen aan de Europese markt, maar belangrijker nog, ook voor banken en investeerders die dit soort bedrijfsactiviteiten met een hoog risico voor mens en milieu mogelijk maken.

Barbara Kuepper,  Senior Researcher Sustainable Supply Chains voor Profundo, b.kuepper@profundo.nl

Dit artikel is een vertaling van een eerdere publicatie op www.profundo.nl.

Share Button