SFDR RTS uitgelegd: het do no significant harm-principe

Op 4 februari 2021 publiceerden de Europese toezichthouders (ESA’s) hun definitieve voorstel voor de regelgeving voor verdere invulling van de Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR). In de zogeheten Regulatory Technical Standards (SFDR RTS) wordt aan de hand van 49 overwegingen, 74 artikelen en 5 bijlagen uitgelegd hoe financiële ondernemingen invulling dienen te geven aan de eisen van de SFDR.

Het is een omvangrijke en vooral gedetailleerde toelichting geworden, die de gemiddelde financiële onderneming niet in een vloek en een zucht geïmplementeerd zal hebben. Gelukkig hoeft dat ook niet. De inwerkingtreding van de gedelegeerde regelgeving zal pas in januari 2022 plaatsvinden.

Toch is het goed om alvast een blik te werpen op de SFDR RTS. Om u op weg te helpen, besteedt compliance, legal en risk management adviesbureau Charco & Dique de komende maanden steeds aandacht aan één onderwerp uit de gedelegeerde regelgeving. Om te beginnen: het ‘do no significant harm-principe’.

Do no significant harm

Het do no significant harm-principe (DNSH) is een onderdeel van de definitie die de SFDR geeft voor het begrip ‘duurzame belegging’ De SFDR omschrijft een duurzame belegging namelijk als:

“een belegging in een economische activiteit die bijdraagt aan het bereiken van een milieudoelstelling (…) of aan de verwezenlijking van een sociale doelstelling (…) mits deze beleggingen geen ernstige afbreuk doen aan die doelstellingen en de ondernemingen waarin is belegd praktijken van goed bestuur volgen.”

‘Uit deze definitie maken wij op dat een belegging alleen een duurzame belegging kan zijn, als deze haar duurzame doelstelling bereikt zonder daarbij significante schade toe te brengen aan andere milieu- of sociale doelstellingen,’ licht Klaske Beyer, consultant bij Charco & Dique, toe. ‘Ter illustratie: een investering in de aanleg van een windmolenpark (die zou bijdragen aan de vermindering van CO2-uitstoot) is niet duurzaam als de aanleg ten koste gaat van een beschermd natuurgebied.’

Relevantie

Het DNSH-principe is dus onderdeel van het begrip ‘duurzame belegging’. Dat begrip is relevant voor de kwalificatie van de financiële producten die ondernemingen aanbieden.

‘Ondernemingen dienen al hun producten te classificeren op basis van hun duurzaamheidsniveau: grijs, lichtgroen of donkergroen,’ aldus Beyer. ‘Een donkergroen product is in de SFDR omschreven als een product dat ‘duurzame beleggingen’ tot doelstelling heeft. Aangezien het DNSH-principe een bestanddeel is van het duurzame beleggingsbegrip, moet uw onderneming bij beleggingen voor donkergroene producten nagaan of voldaan wordt aan het DNSH-principe.’

Overigens kan voor lichtgroene producten ook gedeeltelijk in duurzame beleggingen worden geïnvesteerd. Als dit het geval is, dient u dus ook voor dat gedeelte vast te stellen of die investeringen aan het DNSH-principe voldoen, voordat u kunt spreken van ‘duurzame beleggingen’.

Voldoen aan het DNSH-principe

In de Level 1-tekst van de SFDR is niet gespecificeerd hoe ondernemingen kunnen toetsen of beleggingen voldoen aan het DNSH-principe. Aan de ESA’s daarom de taak om in de Level 2-regelgeving meer duidelijkheid te verschaffen over het DNSH-principe.

Dat leidde tot het volgende. Om te kunnen voldoen aan het DNSH-principe (één van de voorwaarden om te mogen spreken van een ‘duurzame belegging’) uit de level 2 tekst, moet worden aangegeven:

  1. Hoe de negatieve effecten op duurzaamheidsfactoren worden meegewogen bij de belegging; en
  2. Of de belegging voldoet aan de minimale sociale standaarden die de Taxonomieverordening

Beyer: ‘Het eerste punt houdt in dat de onderneming bij de duurzame belegging aan moet geven hoe zij rekening houdt met eventuele schadelijke gevolgen van de investering op ESG-gebied. Is de belegging bijvoorbeeld te relateren aan een hoge uitstoot van broeikasgassen, aan ontbossing, of aan discriminatie op de werkvloer? Dan kan er niet gesproken worden van een ‘duurzame belegging’.’

Het tweede punt houdt in dat de duurzame belegging in lijn moet zijn met de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de principes van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten. Bijvoorbeeld de principes en rechten die worden aangehaald in de verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) betreffende de fundamentele principes en rechten op het werk, en de principes uit het Internationaal Statuut van de Rechten van de Mens.

Vervolgstappen

De SFDR RTS wordt pas in januari 2022 van toepassing. Tot die tijd mag u dus nog op een andere manier invulling geven aan het DNSH-principe. Om te voorkomen dat u uw productkwalificatie in januari volledig moet herzien, raadt Charco & Dique u echter aan om nu alvast voor te sorteren op de toekomstige regels, en na te gaan of de beleggingen die volgens u ‘duurzame beleggingen’ zijn, daadwerkelijk voldoen aan het DNSH-principe zoals uitgelegd in de level 2 regelgeving.

Klaske Beyer,  Consultant at Charco & Dique

 

Share Button