Gespreid risico, over nieuw boek duurzaam beleggen

Joos Grapperhaus en Theo Dijkstra van SNS Reaal stelden een boek samen over duurzaamheid en beleggen. Ze noemen het zelf een caleidoscopisch beeld. Het lijkt meer een voorbeeld van risico spreiden: als de lezer het ene thema niet interessant vindt, zijn er nog zeven andere.

Het boek Duurzaamheid en beleggen onder redactie van Theo Dijkstra en Joos Grapperhaus doet denken aan een gerecht samengesteld uit de kliekjes in de koelkast: het smaakt wel lekker, maar of het echt een goede combinatie van ingrediënten is en daarmee voor herhaling vatbaar, is de vraag.

Ze noemen hun verzameling van acht artikelen van in totaal twaalf auteurs over duurzaam beleggen een caleidoscopisch beeld. Daar zullen ze wel goed over nagedacht hebben. Het logo van de financiële instelling waar zij werken, SNS Reaal, kan ook gezien worden als een plaatje uit een caleidoscoop.

Dijkstra en Grapperhaus hebben, afgezien van een samenvattende inleiding voor de ‘haastige lezer’, ook geen poging gedaan om de lezer een wegwijzer of een toelichting op de keuze van artikelen te geven. Daarnaast hebben ze ook niet de moeite genomen om een in het Duits geschreven artikel van Christoph Butz of de twee Engelse artikelen van Marc Orlitzky, Frank Schmidt en Sara Rynes, en Corynne Roux-Buisson en Eric Borremans te vertalen. Maar zoals de redactie zelf zegt: ‘Uniformiteit in benadering en opvatting mag men bij deze opzet niet verwachten.’ Waarom eigenlijk niet? Volgens Dijkstra en Grapperhaus laat het thema ‘duurzaamheid’ dat niet toe. Maar dat waag ik te betwijfelen. Ze hadden op zijn minst een kader kunnen scheppen, met daarin de geschiedenis en de ontwikkeling van duurzaam beleggen. Want zoals uit de artikelen van met name Erik Bree van Robeco en Paul Frentrop van Deminor blijkt, is duurzaam beleggen net zo oud als het beleggen zelf.

Daarnaast bezondigen de twee redacteuren zich aan de opmerking dat maatschappelijk verantwoord ondernemen een hype zou zijn, maar maatschappelijk verantwoord beleggen niet. Ze zouden met hun kennis en

achtergrond beter moeten weten. Voor een hype duren de aandacht voor en de ontwikkeling van maatschappelijk verantwoord ondernemen al te lang. Gelukkig schetsen Bree, Frentrop en Harry Hummels van ING Bank en Nyenrode een beter beeld.

Het idee van een hype wordt wel even aangestipt door Hummels in zijn artikel. Eind 2004 vonden er twee bijeenkomsten over maatschappelijk verantwoord ondernemen plaats waar wel honderden mensen op afkwamen, in totaal twee manjaren. Hummels vraagt zich af wat het Nederlandse bedrijfsleven verkeerd doet dat het er zo veel tijd voor overheeft om bij beide bijeenkomsten aanwezig te zijn. Maar dat is een te makkelijke afrekening. Hij heeft niet het sommetje gemaakt dat misschien iemand op een van die twee bijeenkomsten een andere persoon is tegengekomen, waaruit een idee voortgekomen is waarmee die twee manjaren al lang weer zijn terugverdiend.

Maatschappelijk verantwoordelijker ondernemen en beleggen zijn nu eenmaal een weerspiegeling van hoe de samenleving ervoor staat, maar het is de vrijheid van de burger en de onderneming om zich daardoor te laten leiden of niet. En wat wij nu maatschappelijk verantwoord vinden, kan over driehonderd jaar een heel slecht idee zijn.

Zo noemt Frentrop in zijn artikel de VOC en twee grote Nederlandse beleggers uit de zeventiende eeuw. De een was Willem Usselincx, die via het stichten van koloniën in Amerika de Spaanse katholieken de wind uit de zeilen wilde nemen. Want de inboorlingen moesten niet bekeerd worden tot het katholicisme maar tot het protestantisme, het ware geloof. Voorwaar in die tijd een heel belangrijke maatschappelijke taak. Daarnaast had je, zo vertelt Frentrop, de koopman Cornelis van Kampen, die niet belegde in aandelen van de VOC omdat hij overtuigd pacifist was. Hij schrijft verder: ‘Een aantal aandeelhouders liet in 1608 zelf een officieel protest bij een notaris registreren, waarin ze stelden dat ze hadden belegd omdat ze ervan uitgingen dat de VOC alleen vredelievend zou handelen en ze zich misleid voelden dat dit niet gebeurde.’ Aandeelhoudersengagement van het eerste uur, maar Frentrop onthult niet of de aandeelhouders echt in gesprek gingen met de directie van de VOC of dat ze hun aandelen uiteindelijk verkochten dan wel gewoon bleven zitten.

Drie keuzes
Dat zijn, volgens Bree in zijn artikel ‘Engagement’, waar de bundel mee opent, de drie keuzes van een belegger in het algemeen. Maar voor de allergrootste institutionele beleggers is er, zeker in deze tijd, maar één optie: de dialoog aangaan met het management als het beleid van de onderneming hun niet bevalt. ‘Verkopen heeft voor hen geen zin, want de omvang van hun posities zijn zo groot dat ze daarmee maanden bezig zijn. De beurskoers staat in die periode enorm onder druk, waardoor de verkoop van de totale positie bijna per definitie tot verlies leidt’, schrijft Bree.

Een dialoog aangaan kan op vele manieren en met diverse communicatiemiddelen. En hoewel we allemaal zouden kunnen bedenken hoe het in zijn werk gaat, geeft Bree bij zijn artikel een handige tekening waarin onmiddellijk te zien is hoe hardhandig de dialoog tussen bedrijven en aandeelhouders kan verlopen: van een bezoek aan de raad van bestuur waarvan niemand hoeft te weten of de inhoud kent, tot een gezamenlijke open brief van institutionele beleggers aan de onderneming.

In Nederland kreeg de raad van commissarissen van Ahold een brief met daaronder onder andere de handtekening van de directeuren van PGGM en ABP over de bonus van de toen net aangetreden Anders Moberg. Die brief werd openbaar gemaakt en dat gaf een flinke beroering.

De mensen die hét bewijs willen zien dat maatschappelijk verantwoord beleggen beter rendement oplevert, komen er in dit boek bekaaid af. Grapperhaus en Dijkstra schrijven in hun voorwoord dat ze er bewust voor gekozen hebben in deze bundel geen artikelen te plaatsen over de verschillende manieren om duurzaam te beleggen. Het artikel van Marc Orlitzky c.s. is een bekroond artikel voor uitzonderlijk goed kwantitatief onderzoek naar duurzaam beleggen. Hij en zijn mede-auteurs kregen de prijs omdat zij op basis van de afgelopen dertig jaar verschenen relevante artikelen over de relatie tussen rendement en duurzaam beleggen een zogenoemde metastudie deden. Daaruit bleek dat maatschappelijk verantwoord beleggen inderdaad goed is voor de aandeelhouder en voor de andere mensen met wie het bedrijf rekening houdt, de zogenoemde stakeholders. Voor de lezers die geïnteresseerd zijn in de statistische details is dit artikel, evenals dat van Theo Dijkstra zelf over hoe verantwoord het eindoordeel is van duurzame analisten, lezenswaardig.

Het Duitse artikel van Christoph Butz is een goede aanvulling op dat van Dijkstra. En het zijn de enige twee artikelen die logisch bij elkaar horen en ook bij elkaar staan. Butz vindt dat het analistenonderzoek naar de duurzame prestaties van bedrijven te weinig diepgang heeft. Dat heeft enerzijds te maken met het feit dat er te weinig geld voor wordt uitgetrokken, maar ook – en daar slaat Butz de spijker op zijn kop – dat er nog te weinig kennisuitwisseling is tussen wetenschappers op dit gebied en analisten. Wat op zijn minst vreemd is omdat de mensen die zich commercieel bezighouden met duurzaam beleggen ook vaak een (deeltijd)hoogleraarschap hebben bij een universiteit. Dijkstra en Hummels zijn daar allebei voorbeelden van.

Het laatste (en Engelse) artikel is van Corynne Roux-Buisson en Eric Borremans en gaat over de obligatiehouder als duurzaam belegger. Beide auteurs werken bij BNP Paribas Asset Management. Zij vegen terecht de risicoanalyse van mvo en corporate governance op één hoop. Beide thema’s raken het risicomanagement van de onderneming. Hoewel de term ‘niet-financiële risico’s’ hierop van toepassing is, kunnen die risico’s grote financiële consequenties hebben. En daar had het in dit boek wat meer over mogen gaan.

MARLEEN JANSSEN GROESBEEK

Share Button