Beantwoording kamervragen over Groen Beleggen

Antwoorden op kamervragen van de leden Vendrik, Duyvendak en Van den Brand over fiscale groenregeling.

Vragen:

1. Heeft u kennisgenomen van het KPMG/CE-rapport over de fiscale groenregeling1
2. Deelt u de conclusie van het onderzoek dat er met de bestaande Groenregeling een duidelijke economische, maatschappelijke, technologische en milieuwinst wordt gerealiseerd?
3. Vindt u dat de bestaande Groenregeling een succesvol voorbeeld is van publiek-private samenwerking?
4. Vindt u dat, vanwege het feit dat elke euro die de overheid investeert via de Groenregeling 40 euro aan investeringen in groenprojecten oplevert, dit tot een zeer efficiënte inzet van de «milieu-euro» leidt?
5. Kunt u aangeven wat de te verwachten effecten zijn van de afschaffing van de heffingskorting van 1,3%? Met welk bedrag zal het ingelegd vermogen verminderen en welk effect heeft dit op de verschillende milieuthema’s ?
6. Hoe moet de beperking van het groen beleggen gezien worden in relatie tot de uitspraak van staatssecretaris Van Geel om het milieubeleid te intensiveren om alsnog de Nederlandse Kyoto-doelstelling te realiseren?
7. Bent u bereid om op basis van de uitkomsten van het KPMG/CE-rapport de maatregel van het Strategisch akkoord om het fiscale voordeel voor Groen Beleggen te beperken, te heroverwegen? Zo ja, wilt u de Kamer vóór de behandeling van de EZ-begroting over de uitkomsten hiervan inlichten?
8. Knt u aangeven in hoeverre u meent dat er sprake is van overstimulering van groen beleggen en free ridersgedrag?
9. Hoe denkt u over de suggestie gedaan door de gezamenlijke groenfondsen om in plaats van het afschaffen van de heffingskorting een budgettaire besparing te realiseren door verdonkergroening van de regeling (aanscherping van de regels voor het toelaten van projecten)?

Antwoorden:
1. Ja
2, 3, 4.
Sinds het ontstaan van groen beleggen in 1995 is de populariteit van de regeling toegenomen, hetgeen heeft bijgedragen aan een positieve ontwikkeling van het milieu waardoor een economische, maatschappelijke, technologische en milieuwinst is gerealiseerd. De exacte omvang van de effecten van de Groenregeling kunnen niet worden vastgesteld, omdat deze projecten veelal ook gebruik maken van andere fiscale stimuleringsregelingen. Het KPMG-rapport stelt dat elke euro die de overheid investeert via de groenregeling 40 euro aan investeringen in groenprojecten oplevert. Deze conclusie is gebaseerd op het feit dat de overheid op dit moment 2,5% belastingvoordeel geeft voor investeringen in groene projecten. De conclusie is echter niet juist. Als een groene belegger in een bepaald jaar 40 euro inlegt kost dat de overheid inderdaad 1 euro aan belastinginkomsten in datzelfde jaar. Gedurende de levensduur van de investering blijft de overheid echter belastinginkomsten mislopen, waardoor de totale bijdrage van de overheid aan de investering aanzienlijk hoger uitvalt. Het effect van de milieueuro is dan ook niet afzonderlijk te bepalen.

5. Afschaffing van de heffingskorting zal tot gevolg hebben dat de tax-driven (belastinggedreven) belegger zal afhaken, maar wij verwachten dat de gemotiveerde ideële belegger zal blijven investeren in groen beleggen. Dit betekent dat in de markt een nieuw evenwicht gevonden zal moeten worden, waarbij de belegger minder rendement krijgt en de fondsbeheerder een hogere rente zal vragen. Naar verwachting zal dit betekenen dat de financieringskosten van groenprojecten zullen toenemen. Het is op dit moment niet goed aan te geven hoe groot de effecten van het wegvallen van de heffingskorting zullen zijn. De financieringskosten zullen eveneens afhangen van de wijze waarop andere maatregelen zoals bijvoorbeeld de MEP en andere fiscale instrumenten zullen worden ingevuld.

6. Het beleid is er op gericht om de Kyotodoelstellingen te realiseren. Zoals aangegeven tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen zullen eventuele beleidstekorten worden ingevuld met kosteneffectieve maatregelen. De wijze waarop deze eventuele maatregelen vorm wordt gegeven behoeft niet die van Groen Beleggen te zijn.

7 en 8.
De voorgenomen maatregel van het Strategisch Akkoord heeft als doel een solide financiële basis te creëren zodat voldoende financiële ruimte beschikbaar is om de hoofdlijnen uit het Strategisch Akkoord te realiseren. Deze bezuinigingsmaatregel is duidelijk het gevolg van veranderende economische omstandigheden. Tegelijkertijd heeft de heffingskorting geleid tot een zekere mate van overstimulering, doordat de belegger zowel recht heeft op een vrijstelling in box 3 als een heffingskorting in box 1. Zoals de Minister-president heeft aangegeven bij de Algemene Politieke Beschouwingen is het voorstel van het kabinet weloverwogen opgenomen in het Strategisch Akkoord. Eventuele aangedragen alternatieven kunnen aan de orde komen bij de behandeling van de Algemene Financiële Beschouwingen en het Belastingplan 2003; er zal dan vooral worden gekeken naar budgettaire soliditeit, eenvoud, effectiviteit, efficiëntie en transparantie.

9. De suggestie gedaan door de gezamenlijke groenfondsen om in plaats van het afschaffen van de heffingskorting een budgettaire besparing te realiseren door verdonkergroening van de regeling (aanscherping van de regels voor het toelaten van projecten) biedt geen soelaas. De budgettaire opbrengst van de afschaffing van de heffingskortingen voor maatschappelijke beleggingen en beleggingen in durfkapitaal is geraamd op ongeveer ¤ 100 mln. in 2003. Het uitsluitend aanscherpen van de criteria betekent dat bestaande projecten nog steeds als “groen” tellen, zodat over het gefinancierde vermogen voor die projecten nog immer de heffingskorting wordt verleend gedurende de looptijd van het project. De nieuwe scherpere criteria gelden immers alleen voor nieuwe projecten, zodat pas in de toekomst een bezuiniging van dezelfde omvang wordt bereikt en in de eerste jaren nagenoeg geheel geen bezuiniging. Het aantal groenprojecten en de omvang ervan neemt, ook na de verdonkergroening, nog steeds toe. Verdere aanscherping van de criteria, op dusdanige wijze dat wordt voldaan aan de budgettaire raming, lijkt hierdoor haast onmogelijk met name ook omdat groen beleggen zich reeds concentreert op voorhoede projecten. Het gevaar bestaat dat door een rigoureuze aanscherping van de criteria veel groenprojecten buiten de boot vallen die, bij handhaving van de bestaande criteria maar met afschaffing van de heffingskorting, momenteel wel groen gefinancierd worden en een bijdrage leveren aan het milieu. Tegelijkertijd is het uit het oogpunt van gelijkheid en verdeling van op zich noodzakelijke lastenverzwaringen over alle sectoren niet goed denkbaar dat de heffingskorting voor groen beleggen niet wordt afgeschaft, terwijl de heffingskortingen voor de overige maatschappelijke beleggingen en beleggingen in durfkapitaal wel worden afgeschaft.

Share Button