Triple Bottom Line

Enkele weken geleden vond in Parijs de jaarlijkse Triple Bottom Line Investing (TBLI) conferentie plaats. Dat werd voor het eerst in 2000 georganiseerd in Nederland en groeide daarna uit tot een van de belangrijkste wereldwijde evenementen op het gebied van duurzaam beleggen. Oorspronkelijk ging de conferentie alleen over ‘people, planet en profit’ maar in recente jaren is ook het onderwerp ‘governance’ toegevoegd aan de brede agenda. Eigenlijk is het nu dus quadruple bottom line. Toegewijd organisator is Robert Rubinstein, oprichter van een duurzaam adviesbureau te Amsterdam. Een netwerker pur sang met enorme kennis op dit gebied.

Aanvankelijk kende de conferentie een wat idealistische inslag maar nu is het een evenement voor een breed publiek van vertegenwoordigers van financiële instellingen geworden. Waarom ik er de aandacht op vestig? Het congres is inhoudelijk weliswaar te breed geworden om vernieuwend te kunnen zijn maar is wel het moment om de temperatuur op te nemen voor wat betreft de stand van zaken rondom duurzaam beleggen. Daar wordt in dagbladen gedurende het jaar wel ontzettend veel over geschreven maar argumenten worden nogal eens herkauwd door frisse enthousiastelingen zonder historisch besef. Waar zit nu de vooruitgang?

De fase dat getwijfeld werd over de toegevoegde waarde is voorbij. Dat geldt zeker voor governance. Er is namelijk duidelijk gebleken dat goed bestuur leidt tot een betere performance. Een restje academische scepsis is nog wel gerechtvaardigd wat betreft de beloning voor bedrijven die beter presteren op ecologisch en sociaal gebied. Maar ook daar hebben aanhangers de wind in de zeilen. De gewenste beloning tekent zich namelijk zeker af voor bedrijven die hun prestatie op milieu en sociaal gebied verbeteren en van een ‘slecht’ profiel bewegen naar een ‘goed’ profiel.

Ieder jaar staat er op TBLI wel iets centraal. Vorig jaar micro-finance, dit jaar klimaatverandering en uitputting van energiebronnen. Wellicht dat Al Gore in 2007 dus naar Stockholm mag voor een Nobelprijs? Als oplossing voor die laatste problemen worden nu de zogeheten ‘cleantech’ bedrijven door financiële instellingen naar voren geschoven. Dat iets in de mode is wil trouwens niet zeggen dat het niet relevant is en dus wel weer overwaait.

Naar mijn waarneming staat er nu ook iets nieuws te gebeuren. Daar waar bedrijven zich al begonnen af te vragen waarom ze papier ‘verspilden’ aan duurzame jaarverslagen, beweegt de financiële sector naar integratie van duurzame factoren die rendement kunnen opleveren in het algemene beleggingsproces. Opmerkelijk, omdat voorheen de verschillende benaderingswijzen, eerst uitsluiting, toen ‘best-in- class’ en daarna engagement, voorbehouden bleven aan gespecialiseerde nicheproducten.

Er is een grote mate van consensus over hoe deze factoren in de beleggingsanalyse in te passen. Kansen op het aanboren van nieuwe, duurzame inkomstenbronnen worden opgenomen in het toekomstig winstpotentieel en risico’s, zoals het overschrijden van milieunormen, en verhogen de verdisconteringsvoet waarmee die winsten contant gemaakt worden. Maar welke van de duizenden factoren die worden onderzocht nu echte waardebepalers zijn, is helaas nog onduidelijk. Voor het antwoord kijk ik uit naar TBLI van volgend jaar.

RONALD WUIJSTER

Share Button