Duurzame beleggers kennen meer risico’s

(Gepubliceerd in Het Financieele Dagblad van 26 april 2002).

De maatschappelijke effecten van duurzaam beleggen zijn nog niet systematisch onderzocht. Daarom ontbreekt het nog aan hard bewijs van een hoger rendement. Toch durft een aantal institutionele beleggers de uitdaging al aan, betogen Harry Hummels en Theo Brouwer.

Wie aan beleggen denkt, denkt aan aspecten zoals risico, rendement, groei, waarde en momentum. Het verslechterde beursklimaat heeft in 2001 zijn sporen nagelaten, waarbij vooral de risico’s weer eens duidelijk zijn geworden. Veel institutionele beleggers hebben het afgelopen jaar ingeteerd op hun vermogen, zo blijkt uit recente gegevens van de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen.

Tegelijkertijd heeft duurzaam beleggen zich gemanifesteerd als een trend die niet van vandaag op morgen voorbij is. Ondanks het verslechterde beursklimaat is de belangstelling van particuliere en institutionele beleggers hiervoor gegroeid. Het onderscheid tussen een gewone belegger en een duurzame belegger is dat de laatste niet alleen aan financiële risico’s en rendementen denkt, maar ook aan maatschappelijke.

Met name institutionele beleggers hebben in toenemende mate belangstelling voor deze materie. Het is inmiddels genoegzaam bekend dat het ABP en PGGM proefprojecten zijn gestart om ervaring op te doen met duurzaam beleggen. Maar het is goed om vast te stellen dat ook andere bedrijfstakpensioenfondsen en de pensioenfondsen van enkele grote Nederlandse ondernemingen momenteel serieus nadenken over deze ontwikkeling.

Als de tekenen niet bedriegen hoeven de pensioenfondsen zeker niet te wanhopen. Een studie van het Limburg Institute of Financial Economics (LIFE) concludeerde recentelijk dat het beleggen in duurzame aandelenfondsen niet per se geld kost. Met name in het Verenigd Koninkrijk bleken de duurzame fondsen over een periode van vijf jaar gemeten het beter te doen dan de reguliere – niet op duurzaamheid gerichte – beleggingsfondsen. Daar staat echter tegenover dat in de Verenigde Staten en in Duitsland de duurzame fondsen achterbleven bij de reguliere. Overigens, zo concluderen de onderzoekers zijn deze verschillen niet relevant. Vooralsnog lijkt het debat nog onbeslist.

Maar hoe zit het nu met de maatschappelijke resultaten. Wordt de samenleving er nu ook beter van dat beleggers duurzame criteria hanteren? Vooralsnog is daarover weinig duidelijkheid. Er is nog geen systematisch onderzoek verricht naar de maatschappelijke effecten van duurzaam beleggen. Maar we zien wel een belangrijke wending in het denken van met name de institutionele beleggers. Zo heeft PGGM het gevleugelde gezegde ‘Put your money where your mouth is’ omgedraaid. Zij investeren hun geld niet alleen in ondernemingen die beantwoorden aan hun uitgangspunten, maar zij investeren ook hun opvattingen op een plek waar hun geld (al) ligt. PGGM, dat in dezen vaak samenwerkt met andere institutionele beleggers, beoogt met dit engagement niet alleen competitieve financiële resultaten te behalen, maar ondernemingen daadwerkelijk aan te zetten om na te denken over de maatschappelijke gevolgen van hun investeringen.

Ondernemingen zijn namelijk kwetsbaar, vaak zonder dat zij het zelf weten. Zo werd Shell enigszins verrast door de heftigheid van de reacties op het voornemen de Brent Spar te dumpen en zag Monsanto de tegenstand tegen de introductie van genetisch gemodificeerde producten in het Verenigd Koninkrijk te laat. Beide ondernemingen moesten hun aanvankelijke plannen wijzigen. In een debat met de toenmalig directeur van Greenpeace, Lord Melchett, bood Monsanto-topman Bob Shapiro in 1999 zelfs zijn verontschuldigingen aan voor het optreden van de onderneming.

Het zijn niet alleen de institutionele beleggers die zich bekommeren om de duurzame kanten van het ondernemen. Ook banken en andere financiële instellingen doen dat. Zo speelt ING Bank Nederland in op de nieuwe ontwikkelingen en wensen van de markt. Duurzame beleggers worden bediend met een een uitgebreide dienstverlening, waarin onder meer aspecten zoals kinderarbeid, schendingen van mensenrechten, corruptie en milieuovertredingen aan de orde komen. Vooralsnog gaat het hier om een beperkte, zij het sterk groeiende groep van beleggers.

Bij nader inzien blijkt veel informatie over maatschappelijke, sociale en milieuprestaties van ondernemingen ook voor reguliere beleggers interessant, omdat deze informatie financiële implicaties heeft. De zorgvuldigheid die de bank wenst te betrachten ten overstaan van haar cliënten, heeft ertoe geleid dat iedereen belegt overeenkomstig het proces van de zogenoemde ’tactische asset allocatie’. Daarin zit standaard een oordeel over de niet-financiële performance van de ondernemingen waarin wordt belegd. Dit oordeel wordt aangeduid als de niet-financiële indicator (nfi). Zo kunnen beleggers zich op de hoogte stellen van de prestaties van ondernemingen op maatschappelijk, sociaal en milieugebied in vergelijking tot de prestaties van hun branchegenoten. De nfi wordt vastgesteld op grond van een beoordeling van onder meer de doelstellingen, programma’s en de verantwoording over duurzame prestaties van een onderneming.

Aan de oordeelsvorming door de bank gaat een uitgebreid onderzoek van bedrijven vooraf. Wij werken samen met gerenommeerde informatieleveranciers. Daarnaast verrichten wij ook zelfstandig onderzoek. Anders dan PGGM streeft ING Bank er echter niet naar om in eigen naam en op eigen gezag de dialoog aan te gaan met de ondernemingen waarover informatie wordt verzameld. Het voeren van een dialoog is een taak van de aandeelhouder, hetzij op de jaarvergadering, hetzij in een aparte dialoog met ondernemingen.

ING Bank heeft door de integratie van niet-financiële informatie in het standaardbeleggingsproces het belang van deze informatie voor de belegger en van het verstrekken ervan door ondernemingen sterk doen toenemen. De introductie van de nfi heeft de groep van afnemers van duurzame informatie vergroot. Daarmee draagt ING Bank bij aan de verdere bewustwording bij zowel beleggers als ondernemingen. Op indirecte wijze levert de bank daarmee een bijdrage aan het bevorderen van het maatschappelijk rendement van het ondernemen in de hoop dat op termijn een goed (maatschappelijk) dividend kan worden uitgekeerd.

Harry Hummels en Theo Brouwers hebben een duobaan als Directeur Duurzaam Beleggen bij ING Bank Nederland.

Share Button